Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Jonge opbouwwerkers ‘Wij werken vanuit een maatschappelijk belang’

Mariël van Pelt
Annette Wiesman
Opbouwwerk is van oudsher het domein van meer ervaren sociaal werkers. Toch zijn er ook veel jonge opbouwwerkers actief. Wat vinden ze mooi aan hun vak, welke dilemma's komen ze tegen en hoe zien ze de toekomst? ‘Als er te veel overlegd moet worden, raakt het doel uit zicht.'
Vlnr: Mayim Wink-Lijkendijk, Sjors van Vugt en Mirjam van der Bruggen Foto: Riëtte Duynstee
Volgens het Actieplan Opbouwwerk telt Nederland momenteel circa 960 opbouwwerkers, terwijl er, gezien de maatschappelijke opgaven waar we voor staan, minstens duizend extra nodig zijn. Een gesprek met drie jonge opbouwwerkers over wat er nodig is om het vak beter op de kaart te zetten: Mirjam van der Bruggen (39), buurtondersteuner bij Bijeen in Drunen, Sjors van Vugt (27), opbouwwerker bij Partners in Welzijn in Geleen en Mayim Wink-Lijkendijk (31), buurtwerker en welzijnscoach bij Sociaal Werk De Kop in Steenwijk.
Op de vraag of de drie iets merken van een toename van jonge opbouwwerkers op de werkvloer, luidt het antwoord ‘nee’. De nieuwe instroom bestaat vooral uit iets oudere zijinstromers, is hun ervaring. De gemiddelde opbouwwerker begint als jongerenwerker en blijft dat tot hij of zij te oud is voor de doelgroep, om dan door te stromen naar het opbouwwerk, schetsen ze.
‘Veel vragen die binnenkomen, zet maatschappelijk werk naar ons opbouwwerkers door’

Jullie noemen je achtereenvolgens buurtwerker, buurtondersteuner en opbouwwerker. Is de benaming belangrijk?

Sjors: ‘Ik kies bewust voor de term ‘opbouwwerker’, om mijn onafhankelijke positie te benadrukken. Steeds meer organisaties, zoals woningcorporaties, hebben ‘community werkers’ en ‘buurtverbinders’ in dienst. Heel tof dat anderen óók dit soort werk doen, maar zij hebben wel een andere positie. Wij werken vanuit een maatschappelijk belang en dat is wezenlijk anders. De term ‘opbouwwerker’ kan daarbij helpen.’

Is het een bedreiging of een kans, dat er steeds meer mensen in de wijk werken?

Mayim: ‘Ik zie kansen. In Steenwijk hebben we met een aantal zorgpartijen een project opgezet om de gemeenschap te versterken. In de aanloop hebben we een jaar lang met elkaar aan tafel gezeten om onze verwachtingen uit te spreken. Uiteindelijk is de hele werkgroep een ABCD-workshop gaan volgen, is het oorspronkelijke plan van tafel geveegd en kwam er een compleet nieuw blanco canvas. We hebben nu een huisje in de wijk dat wordt bemand door alle deelnemende partners; inwoners komen massaal binnen met nieuwe ideeën. Bij dit soort projecten is het belangrijk om vooraf goed alle verwachtingen te bespreken, en daarin is het opbouwwerk heel sterk.’

Opbouwwerkers moeten er wel voor waken dat ze niet te veel tijd kwijt zijn om de neuzen van al die partijen dezelfde kant op te krijgen, waarschuwen de andere twee. ‘Onze opdracht is kijken: wat hebben bewoners nodig en hoe kunnen we hen versterken?’, zegt Mirjam. ‘Als er te veel overlegd moet worden, raakt het doel uit zicht,’ vult Sjors aan.

Tegen welke andere dilemma’s lopen jullie aan? Hoe bewaak je bijvoorbeeld het spanningsveld tussen bewoners en gemeentebeleid, tussen korte- en langetermijnsuccessen?

Mirjam: ‘Vanuit de systeemwereld worden wij aangemoedigd om bewonersinitiatieven te helpen opzetten. Voor subsidies moeten zij ellenlange, moeilijke aanvragen invullen. Dan denk ik: we hebben het over bewoners, jongens. Je kunt niet van ze verwachten dat zij complete ondernemingsplannen schrijven. Wij ondersteunen dat met liefde, maar zo zijn bewoners alsnog afhankelijk van ons.’
Mayim: ‘Wij hebben een vrouwengroep die tijdelijk gratis in een wijkcentrum kan zitten, maar hun gedwongen vertrek daar hangt als een donderwolk boven hun hoofd. De groep wordt gerund door drie Turkse dames, die graag iets willen terugdoen voor de gemeenschap. Moeten hun deelnemers straks 30 euro per ochtend gaan betalen? Eigenlijk ben ik constant aan het netwerken om voor dit soort zaken oplossingen te vinden. Er zit een energielek in het aanvragen van financiering of de eisen die de gemeente stelt. Onze opdracht als opbouwwerkers wordt soms tegengewerkt door de systeemwereld.’
Sjors: ‘Ik vind dat gemeenschappen te vaak worden gebruikt als een soort ‘wondertool’ om problemen op te lossen. In ons winkelcentrum, waar veel alcohol- en drugsgebruikers rondhangen, zijn grote veiligheidsproblemen. De gemeente heeft de bewoners gevraagd of zij een oogje in het zeil kunnen houden en overlastgevers op hun gedrag aanspreken, terwijl die vuurwapen- of steekgevaarlijk kunnen zijn. Maar bij een renovatie van een grote flat mogen bewoners bijvoorbeeld alleen maar meepraten over de kleur van de verf. Soms lijkt participatie een formele verplichting. Bij sommige bewonersbijeenkomsten zijn de documenten moeilijk te begrijpen. Bewoners die daarover opmerkingen maken, worden niet altijd serieus genomen. Participatie alleen wanneer het je uitkomt, is geen participatie.’
‘Soms vraagt de gemeente me: wat levert jouw werk ons op?’

Zien jullie verschillen in taakopvatting tussen generaties?

Mayim: ‘Mijn ervaren collega’s hebben allemaal hun eigen werkwijze ontwikkeld. Ik kijk wat ik ervan kan overnemen en wat ik anders wil doen. Toen ik vorig jaar als buurtwerker begon, merkte ik dat het meeste aanbod voor ‘de grijze krulletjes’ was georganiseerd. Ouderen kunnen iedere dag naar een koffie-inloop. Ik vond: we hebben meer doelgroepen, zoals bijvoorbeeld jongvolwassenen. Zij hebben behoefte aan nieuwe vriendschappen, maar willen niet naar de koffieochtend. Dan gaan we samen kijken: wat is er mogelijk?’
Mirjam: ‘We zijn geneigd om altijd met afgebakende groepen te werken: senioren, kinderen, een weduwengroep, een groep multiculti. Ik wil dat groepsdenken doorbreken en me er hard voor maken om mensen echt samen te brengen, van jong naar oud.’
Sjors: ‘Er zijn altijd verschillen in taakopvatting, los van generaties. Sommige collega’s zitten veel op kantoor. Ik vind dat je in de wijk moet zijn, naar de mensen toegaan. En een doorvertaling maken van wat je ziet naar het strategisch niveau. Die urgentie wordt niet altijd gevoeld. Dat vind ik soms lastig.’
Dat brengt ons op de vraag waar nieuwe opbouwwerkers hun strategische vaardigheden vandaan moeten halen. Sjors leerde het van een bevlogen stagebegeleider. ‘Bovendien ben ik zelf altijd een systeemschopper geweest. Als je dingen collectief wilt aanpakken, moet je echt bij de systemen zijn. Bij bewoners die ergens tegenaan lopen denk ik soms: we kunnen het hier oplossen, maar we kunnen beter opschalen naar een niveautje erboven.’ Mayim, die in een gebiedsteam zit met gemeente en woningbouw, grijpt het gezamenlijk inloopspreekuur aan om ook onderling kwesties te bespreken. ‘Dan vraag ik: hoe kijken jullie aan tegen wat we in de wijk zien, en: gemeente, wat kunnen jullie hierin betekenen?’ Ook Mirjam legt doorlopend linkjes met gemeente en woningbouw. ‘Laatst kwam een wethouder langs om in gesprek te gaan met buurtbewoners. Wij hebben wijkambassadeurs die zich richten op groepen die in armoede leven en de weg naar ondersteuning niet kunnen vinden. Het eerste wat ik gedaan heb, is vragen of de wethouder kon aansluiten bij het overleg van de wijkambassadeurs om samen af te stemmen.’
‘Die éne bewoner die uit de schulden stapt, is net zo waardevol als een activiteit voor twintig man’

Hoe leg je je meerwaarde aan anderen uit?

Mayim: ‘Ik moet nog wel eens vechten voor ons vak. Soms vraagt de gemeente me: wat levert jouw werk ons op? Nou, nu niets, maar over een tijdje komt deze bewoner misschien vrijwilligerswerk doen. Mensen die iets voor elkaar doen worden gelukkiger, minder eenzaam, minder snel ziek en ondersteunen elkaar.’
Mirjam: ‘Er wordt bij effectiviteit te vaak naar aantallen gekeken. Terwijl die éne bewoner die uit de schulden stapt en minder eenzaam wordt, net zo waardevol is als een activiteit voor twintig man. Na een activiteit hoor ik vaak: waren er maar tien mensen? Klopt, maar de helft komt verder de deur nooit uit en ik heb hard gewerkt om hun vertrouwen te winnen. Nu sluiten ze wekelijks bij de activiteit aan.’

Wat is er nodig om de volgens Sociaal Werk Nederland benodigde tweeduizend extra opbouwwerkers binnen te krijgen?

Sjors: ‘Er zijn meer ambassadeurs binnen de opleiding nodig. Tijdens mijn studietijd waren die er niet. Van alle docenten hadden misschien twee in een ver verleden een blauwe maandag wat opbouwwerk gedaan. Daarom ga ik met collega’s nu regelmatig als gastdocent naar de hogeschool toe. We betrekken studenten bij opdrachten, om ze kennis te laten maken met het vak.’
Maar alléén het profiel Welzijn en Samenleving in de opleiding versterken is niet genoeg, concluderen de drie. Hopelijk gaan de landelijke nascholingen samenlevingsopbouw binnenkort hun vruchten afwerpen. Daarnaast moet het imago van het vak op de schop, vinden zij. Volgens Sjors mag dat wel wat sexyer. ‘Opbouwwerk wordt nog steeds geassocieerd met geitenwollensokken.’
Ook aan de vraagkant moet er iets veranderen. Volgens Mayim zouden organisaties hun vacatures anders moeten verdelen. ‘Als er in onze organisatie uren vrijkomen, worden die vanwege de wachtlijsten al gauw ingezet voor maatschappelijk werk. Maar veel van de vragen die binnenkomen, zet maatschappelijk werk later alsnog naar ons door. Eenzaamheid kun je bijvoorbeeld beter collectief aanpakken.’

Wanneer heb je een geslaagde dag?

Mayim: ‘Als iemand de stap naar een activiteit heeft durven zetten en daarna besluit vrijwilligerswerk te gaan doen.’
Sjors: ‘Ik heb laatst voor een bewoner een kast naar drie hoog zonder lift verhuisd. Mijn stagiair zei: ik wist niet dat dat bij mijn werk hoorde. Ik heb uitgelegd dat alles een middel kan zijn voor je doel: aansluiten bij de bewoner. Door die kast te verhuizen kom ik bij die mevrouw binnen en zij denkt: dat is een chille gast, die ga ik vaker bellen. Mijn dag is altijd goed, zolang ik contact met mensen heb.’
Mirjam: ‘Mijn mooiste droom is om dat ons-kent-ons van vroeger terug te brengen. Hoe mooi zou het zijn als we in deze maatschappij de angst voor elkaar konden wegnemen en meer voor elkaar konden zorgen?’

Zijn jullie over tien jaar nog steeds opbouwwerker?

Mirjam en Mayim zijn daar zeker van. Mirjam hoopt tegen die tijd nieuwe collega’s te begeleiden en te vertellen over haar vak. De ontwikkelingen binnen het sociaal werk boezemen Mayim wel enige vrees in. ‘Laatst besloot een organisatie vanwege een verloren aanbesteding het maatschappelijk werk helemaal weg te bezuinigen. Dat soort dingen kunnen zó gebeuren, en ook met een vast contract sta je dan op straat.’ Mirjam vult aan: ‘We gaan richting een periode waarin veel geld weggetrokken gaat worden. Dan maak ik me wel zorgen: ga ik mijn vaste contract krijgen?’ Alleen Sjors hoopt over tien jaar iets anders te doen. ‘Ik wil later op hoger niveau verschil kunnen maken. Ik zou directeur van een welzijnsorganisatie willen worden, om het opbouwwerk vanuit mijn ervaring sterker in te zetten.’

‘Ik wil bijdragen aan de kansen van anderen’

Joshua Jacob Leemburg (29), jongerenwerker bij Yfke, Dokkum

Achtergrond: Mbo Journalistiek en fotografie, hbo Social Work bij NHL Stenden & cursus opbouwwerk DIVERS. Opbouwwerker sinds 2022.

Waarom: ‘Toen ik journalistiek studeerde begon ik me te ergeren aan het feit dat ik wel over mensen en problemen kon schrijven, maar niet meehielp aan een oplossing. Daarom heb ik de overstap gemaakt naar de Social Work-opleiding en ben ik jongerenwerker geworden, waarin ik opbouwwerk-principes toepas.’

Drijfveer: ‘Als geadopteerd kind uit Colombia heb ik geluk gehad met mijn ouders en heel veel kansen gekregen. Maar kansen krijgen is niet vanzelfsprekend. Ik wil daarom bijdragen aan de kansen van anderen.’

Handelskenmerk: ‘Op een laagdrempelige manier contact leggen. Niet zeggen wat jongeren moeten doen, maar ze een spiegel voorhouden.’

Lastig: ‘In de twee gemeenten waar ik werk, Dantumadiel en Noardeast-Fryslân, is inclusiviteit nog altijd een thema. Dit geldt in de breedste zin van het woord; huidskleur, geslacht of geaardheid. Dat maakt het voor de jongeren waarmee ik werk soms moeilijk.’

Leuk: ‘Het is iedere dag weer fascinerend om met menselijk gedrag te werken en te achterhalen waarom mensen doen wat ze doen.’

Tip: ‘Bundel de krachten van de partners in de wijk en gebruik als professional je eigen ervaringskennis’

 

‘Samen kleine dingen uitbouwen tot iets groters’

Mirjam van der Bruggen (39), buurtondersteuner bij Bijeen, ContourdeTwern, Drunen

Achtergrond: Mavo, veel ervaringskennis en interne opleiding. Opbouwwerker sinds 2023.

Waarom: ‘Vanwege mijn ervaring als eenzame en later actieve buurtbewoner, trekker van buurtinitiatief Bieslookweg Leeft en vrijwilliger bij De Reinevaer – Huis van de Wijk.’

Drijfveer: ‘Een glimlach krijgen op het gezicht van een buurtbewoner, door de krachten die deze bewoner al in huis heeft naar boven te halen.’

Handelskenmerk: ‘Altijd zoeken naar en iets toevoegen aan wat er wél is aan energie en talent.’ Lastig: ‘De timing, tempo en plannen van de opdrachtgever en de financier, vaak de gemeente, stroken meestal niet met de lange adem die nodig is om met bewoners samen iets voor elkaar te krijgen in de buurt.’

Leuk: ‘Steeds opnieuw zoeken naar de kleine dingen en dat samen met bewoners uitbouwen. Dan ontstaat er vertrouwen en bouw je samen aan iets groters en mooiers voor de buurt.’

Tip: ‘Bewoners zijn geen voorliggend veld: zij zijn het hoofdveld. Ze zijn de experts van hun leefomgeving. Je haalt dus geen vragen bij hen op, maar antwoorden.’

‘Ik ben gedreven en fanatiek’

Sjors van Vugt (27), opbouwwerker bij Partners in Welzijn, Geleen

Achtergrond: Mbo Maatschappelijke Zorg en hbo Social Work aan de Zuyd Hogeschool, afstudeerrichting maatschappelijk werk. Opbouwwerker sinds 2022

Waarom: ‘Erin gerold via een sollicitatiegesprek voor een jaarstage met een ervaren opbouwwerker met wie het enorm klikte.’

Drijfveer: ‘Werken aan sociale rechtvaardigheid.’

Handelskenmerk: ‘Ik ben gedreven en fanatiek. Zowel als het gaat om het hooghouden van de kwaliteit van het vak opbouwwerk als wanneer ik dingen voor elkaar probeer te krijgen voor en met bewoners.’

Lastig: ‘Er zijn best veel spanningsvelden, zoals dat de verwachtingen van de overheid niet in lijn zijn met wat bewoners kunnen, vinden of nodig hebben. Dat is niet lastig, maar juist uitdagend en boeiend.’

Leuk: ‘Het werk is extreem dynamisch. Elke situatie is anders en steeds ben je aan het nadenken over je hoe in die situatie het beste kunt handelen.’

Tip: ‘Kom uit je kantoor en wees aanwezig in de wijk. Zo krijg je oog voor collectieve mogelijkheden én voor systemen die knellen of belemmeren.’

 

‘Je zou met meer opbouwwerkers in de buurt willen zijn’

Mayim Wink-Lijkendijk (31), buurtwerker in drie wijken en welzijnscoach Welzijn op recept bij Sociaal Werk de Kop, Steenwijk

Achtergrond: Hbo Maatschappelijk Werk en Dienstverlening en persoonlijk begeleider in de gehandicaptenzorg. Ingewerkt door collega’s met behulp van ABCD-toolbox. Volgt momenteel een ABCD-training bij de eigen organisatie. Opbouwwerker sinds 2024.

Waarom: ‘Na acht jaar werken in de gehandicaptenzorg was ik toe aan een nieuwe stap. Ik kende twee buurtwerkers in mijn eigen wijk en dacht, dat wil ik ook: helpen om krachten en kwaliteiten in de wijk verder te brengen. Toen er een vacature voor buurtwerker bij Sociaal Werk de Kop voorbij kwam, was dat precies wat ik zocht.’

Drijfveer: ‘Dat je inwoners nét dat duwtje kunt geven om een stap in hun leven te zetten, door te kijken waar hun dromen, kwaliteiten en krachten liggen. En dan terug horen: door jou ben ik van de bank gekomen.’

Handelskenmerk: ‘Present zijn, de tijd nemen en aandachtig luisteren naar buurtbewoners. En het met elkaar verbinden van buurtbewoners, initiatieven en samenwerkingspartners.’

Lastig: ‘Ik werk als enige buurtwerker in een grote wijk. Maar je zou eigenlijk met meer uren en twee opbouwwerkers aanwezig moeten zijn, als je goed wilt weten wat er speelt en goed wilt kunnen aansluiten.’

Leuk: ‘Het verbinden en bundelen van krachten en kwaliteiten die in de wijk en bij bewoners aanwezig zijn. Dat je iets hoort waar je niet meteen een antwoord op hebt, maar drie weken later toch een koppeling kunt maken met een initiatief of bewoner.’

Tip: ‘Ga veel meer samenwerken met inwoners: alleen dan kom je tot verandering.’

 

‘Ik bijt me zo nodig ergens in vast om iets voor elkaar te krijgen’

Roekaya Salabux (30), mbo-student Maatschappelijke Zorg, nu laatste jaar stage als kinderopbouwwerker Lab West Dock Bos en Lommer

Achtergrond: Schoonheidsspecialiste en moeder. Opbouwwerker sinds oktober 2024.

Waarom: ‘Omdat de eerste stage bij DOCK zo goed beviel en ik graag in een diverse buurt wilde werken samen met mensen uit de buurt.’

Drijfveer: ‘Door mensen te zien en een luisterend oor te bieden kun je hen ondersteunen om (kleine) stappen vooruit te zetten en echt dingen in beweging krijgen.’

Handelskenmerk: ‘Ik zet me voor meer dan 100 procent in, neem de leiding, zet door en bijt me zo nodig ergens in vast om iets voor elkaar te krijgen.’

Lastig: ‘Als kinderopbouwwerker krijg je te maken met veel verschillende jongeren, waaronder ook jongeren met een complex thuisfront. Het liefst wil je de jongere gisteren al geholpen hebben, maar helaas gaat dat niet altijd zo. Het goed samenwerken met hun school, de ouders en eventuele andere instanties kost veel tijd. Je investeert veel terwijl de resultaten niet direct zichtbaar zijn, terwijl je op de langere termijn uiteindelijk wél verschil maakt.’

Leuk: ‘Het werk is heel dynamisch en er is altijd een volle agenda. Dat past goed bij mij, want ik kan niet stilzitten.’

Tip: ‘Bied kinderen een luisterend oor. Je geeft hun vertrouwen en ondersteuning én je komt erachter dat kinderen heel goede ideeën hebben.’

 

‘Je moet anderen ervan overtuigen dat je werk veel oplevert’

Brian Klaassen (25), jongerenwerker, gebiedsteam de Blokken (o.a. Klazienaveen, Nieuw-Dordrecht en Nieuw-Schoonebeek), Sociaal Werk Sedna, Emmen

Achtergrond: Opleiding Social work (niveau 6), afstudeerrichting Jeugd. Daarna vanuit het werk een ABCD-training om jongerenwerk vanuit opbouwwerkprincipes te kunnen vormgeven, opbouwwerker sinds 2022.

Waarom: ‘In het laatste jaar van mijn opleiding deed ik mijn afstudeerscriptie bij het welzijnswerk bij Sedna. En toen zag ik hoe waardevol dit werk is. Vervolgens kwam er bij Sedna een vacature voor jongerenwerker op school en daar heb ik toen op gesolliciteerd.’

Drijfveer: ‘Het is zó waardevol om gehoord, gezien en gewaardeerd te worden vanuit je directe omgeving. Bijvoorbeeld moeders die elkaar helpen bij het opvoeden; daar zit zoveel kracht in. Dat wil ik aanwakkeren en organiseren.’

Handelskenmerk: ‘Heel veel op de straat zijn en met iedereen in gesprek gaan. En dan vanuit gemeenschappelijke behoeften clubjes beginnen.’

Lastig: ‘Andere professionals en de gemeente ervan overtuigen dat opbouwwerk tijdsintensief is en een lange doorlooptijd vraagt voordat het resultaat zichtbaar is. Dat “gesubsidieerd ranja drinken met kinderen en jongeren” uiteindelijk heel veel oplevert.’

Leuk: ‘Het straatwerk: jongeren ontmoeten, met hen in gesprek gaan en zien hoe de onderlinge dynamiek is. En vanuit die ontmoeting jongeren zelf antwoorden laten vinden op wat hen bezighoudt.’

Tip: ‘Loop een dag mee met een opbouwwerker, zodat je kunt voelen dat dit echt het leukste werk is dat er is.’

Mariël van Pelt is lector Sociale veerkracht Fontys Hogeschool en redacteur Vakblad Sociaal Werk. Annette Wiesman is freelancejournalist en eindredacteur VSW.