Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Doodnormale ervaring of epidemie?

Lynn Berger
Bij de woorden ‘pandemie' of ‘epidemie' denk je waarschijnlijk direct aan covid. Maar voordat die pandemie ons in haar greep kreeg, was er een ándere epidemie waar de kranten vol mee stonden: de epidemie van eenzaamheid.
Gastcolumn Lynn Berger
https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs12459-024-1974-1/MediaObjects/12459_2024_1974_Fig1_HTML.jpg
Nog vóór maatregelen tegen covid-19 miljoenen mensen dwongen zich af te zonderen van hun dierbaren, sloegen denkers, schrijvers en overheden alarm over de eenzaamheid die zich, in de woorden van de Duitse psychiater Manfred Spitzer, ‘sneller verspreidt dan er immuniteit tegen opgebouwd kan worden’.
Eenzaamheid ontstaat wanneer de relaties die je hebt, kwalitatief of kwantitatief onderdoen voor de sociale relaties die je verlangt. Wetenschappers vergelijken eenzaamheid vaak met honger of dorst, een signaal van het lichaam dat je iets moet doen om in een levensbehoefte te voorzien – de behoefte aan verbondenheid. Verklaringen voor de ‘eenzaamheidsepidemie’ lopen uiteen van individualisering en verstedelijking tot de opmars van sociale media. De gevolgen kunnen ronduit schadelijk zijn: (ernstige) eenzaamheid kan gepaard gaan met hoge bloeddruk, diabetes, slaapproblemen, een verslechterd immuunsysteem en een vroege dood. Niet gek dus, dat eenzaamheid op toenemende aandacht kan rekenen. Weinig zo urgent als een aandoening die iedereen kan treffen.
Alleen krijgt een doodnormale ervaring hierdoor wel erg veel weg van een ziekte. En dat terwijl eenzaamheid niet problematisch hoeft te zijn – zoals een rammelende maag dat meestal ook niet is. Wie dorstig is, gaat drinken; wie zich eenzaam voelt, belt een goede vriend. Eenzaamheid is een normaal onderdeel van het leven. Pas wanneer eenzaamheid ernstig en chronisch wordt, wordt het een probleem. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek ligt het aandeel Nederlanders dat zich sterk sociaal of emotioneel eenzaam voelt, rond de 14 procent. Dat is veel, maar geen epidemie.
Volgens de Britse historicus Fay Bound Alberti deed het begrip ‘ eenzaamheid’ voor het eerst opgeld aan het begin van de achttiende eeuw. Dankzij individualisering, industrialisering en Charles Darwin werd het individu voor het eerst los gezien van de groep. Economische veranderingen betekenden dat kinderen niet langer vanzelfsprekend in het voetspoor van hun ouders traden, maar eigen levens gingen uitstippelen. Toenemende mobiliteit en verstedelijking haalde hen weg van de gemeenschap waarin zij waren opgegroeid. De angst, onzekerheid en het verdriet die zulke veranderingen teweeg konden brengen, kregen samen de naam ‘loneliness’.
De geschiedenis doet vermoeden dat praten over een eenzaamheidsepidemie eigenlijk een manier is om te praten over de schaduwzijden van de vooruitgang. Met als onbedoelde bijwerking dat diegenen voor wie eenzaamheid daadwerkelijk een ernstig en chronisch probleem is, niet worden gezien voor wie ze zijn. Dat we ons bekommeren om het lot van de ernstig eenzamen, is natuurlijk mooi. Maar de term ‘epidemie’ suggereert dat iedereen kwetsbaar is – en dat is niet zo. Onderzoekers weten dat bepaalde groepen, waaronder werklozen, chronisch zieken, migranten en dak- en thuislozen, een veel groter risico lopen op langdurige, ernstige eenzaamheid.
Eenzaamheid voorstellen als een probleem van iedereen verdunt de beschikbare aandacht. Terwijl die aandacht vooral zou moeten gaan naar de kleine groep die er chronisch onder gebukt gaat. Eenzaamheid een epidemie noemen, impliceert algauw dat eenzaamheid zelf een ziekte is. Een alledaagse en zelfs nuttige vorm van lijden lijkt nu een medisch probleem.

Dat is misschien wel het grootste gevaar van de term ‘eenzaamheidsepidemie’: iets wat onvermijdelijk is, gaat aanvoelen als iets wat er niet zou moeten zijn. Als een falen. Zodat we ons allemaal, op gezette tijden, een beetje patiënt gaan voelen. En daarmee nog eenzamer.

Lynn Berger is correspondent Zorg bij De Correspondent en schrijver van onder meer Ik werk al (ik krijg er alleen niet over betaald), (2023).