Het is al meer dan honderd jaar een terugkerende oproep aan het sociaal werk: we zouden meer werk moeten maken van een gemeenschappelijke wetenschappelijke kennisbasis. Dan kan er binnen de beroepsgroep ook meer consensus ontstaan over het benutten van die kennis in de beroepspraktijk. Uit onderzoek weten we dat professionals
hun kennis na de opleiding vooral ontlenen aan werkoverleg met collega’s. Die praktijkkennis van professionals is heel waardevol, maar het risico bestaat dat daarbij (nieuwe) wetenschappelijke kennis over het hoofd wordt gezien. Meer praktisch: het is mede vanwege de hoge werkdruk van professionals niet mogelijk om zelf de laatste wetenschappelijke inzichten bij te houden. Zelfs artsen hebben hulpmiddelen om zich nieuwe kennis relatief eenvoudig eigen te maken. Een professionele richtlijn is zo’n hulpmiddel. Hoewel de term ‘richtlijn’ soms wat ongemakkelijke associaties oproept, zijn richtlijnen juist bedoeld om het werk makkelijker te maken.
Twee stromingen
Hoogleraren sociaal werk Thomas Kampen en Margo Trappenburg onderzochten hoe sociaal werkers en andere stakeholders over richtlijnen denken. Ze onderscheiden twee stromingen. De ene stroming benadrukt het belang van richtlijnen voor een wetenschappelijke onderbouwing van het professioneel handelen. Deze sociaal werkers zien zelfs een morele verantwoordelijkheid om zoveel mogelijk de beste kennis te gebruiken. De andere stroming is bang dat een meer gestandaardiseerde manier van werken het specifieke karakter van problematiek uit het oog verliest. Je kunt een professionele richtlijn echter ook als hulpmiddel zien waarmee je je voordeel kunt doen, zonder dat het een
receptenboek wordt. Ook is men binnen de tweede stroming soms bang dat het werken met richtlijnen zich te veel beperkt tot individuele ‘psychologiserende’ begeleiding. Deze zorg lijkt me onnodig, omdat sociaal werkers als het goed is altijd naar de (maatschappelijke) context van een probleem kijken. Een van de bekwaamheden in het beroepsprofiel van de sociaal werker is ‘beleidsbeïnvloeding’, een moeilijk onderwerp waarvoor je juist goed een richtlijn kunt ontwikkelen.
Bottom-up
Uit het onderzoek blijkt verder dat het belangrijk is professionals zelf bij de richtlijnontwikkeling een grote rol te geven. Sociaal werkers weten immers het beste wat de moeilijke onderwerpen uit hun werk zijn. Mede om die reden is het goed dat het ministerie van VWS de beroepsvereniging van sociaal werkers in de gelegenheid stelt de richtlijnen te ontwikkelen. En we doen dat als BPSW bottom-up. Marieke Kroezen, die leiding geeft aan de richtlijnontwikkeling en er al veel ervaring mee heeft, werkt ook als coördinerend begeleider in de verstandelijk gehandicaptenzorg. ‘Die praktijkbril is voor mij leidend bij de ontwikkeling van de richtlijnen’, zegt ze. ‘Ons doel is om richtlijnen te maken waar sociaal werkers zoals ikzelf iets aan hebben. Richtlijnen die houvast bieden in moeilijke situaties, maar niet het professionele kompas overnemen. Richtlijnen moeten de kracht van sociaal werkers versterken.’ De BPSW is al betrokken bij de ontwikkeling van (meestal multidisciplinaire) richtlijnen in bijvoorbeeld het jeugddomein en de zorg. Dat het sociaal werk nu voor het eerst eigen richtlijnen ontwikkelt, is een historisch moment.
Jan Willem Bruins, directeur BPSW