Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Redactioneel – Het scherpen van de sociaalwerkgeest

Wat verbindt het werk van een professional uit de jeugdzorg in de grote stad met het werk van een opbouwwerker in een dorp in de provincie? Of het werk van een ziekenhuismaatschappelijk werker, een reclasseringsmedewerker, straathoekwerker en professional van een sociaal wijkteam?

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs12459-022-1510-0/MediaObjects/12459_2022_1510_Fig1_HTML.jpg

Veel meer dan je misschien op het eerste gezicht denkt. De verschillen tussen beroepsvarianten zijn relatief klein en de gemene deler is groot, maar sociaal werkers identificeren zich vaak met hun specialisatie. Jos van der Lans noemt deze jarenlange verdeeldheid de reden dat sociaal werkers in de professionele hiërarchie op de onderste sporten van de reputatieladder vertoeven, terwijl ze wél met de poten in de modder staan. Van der Lans en BPSW-directeur Jan Willem Bruins stellen in een dubbelinterview dat het vak meer aanzien verdient en dat bevorder je niet door de verschillen te etaleren, maar door de overeenkomsten te laten zien. Deze brede basis is ook het uitgangspunt van het nieuwe beroepsprofiel sociaal werk dat in opdracht van de BPSW opgesteld is. Over het belang daarvan verhalen Laura Koeter, Gea Korsten, Sylvia de Goede en Jan Willem Bruins in een ander interview in dit nummer. Zij zijn betrokken geweest bij de totstandkoming van het nieuwe beroepsprofiel. Interessant is dat De Goede opbouwwerker is. De BPSW is immers ontstaan uit de beroepsvereniging voor maatschappelijk werkers. Ze aarzelde of de BPSW haar goed zou kunnen vertegenwoordigen en besloot daarom zich ermee te bemoeien. Het nieuwe beroepsprofiel wordt terecht als een historisch moment gemarkeerd. Empowerment is een belangrijke pijler van het sociaal werk, zo lezen we daarin onder meer. Weinigen zullen dat tegenspreken. Richard de Brabander, lector bij Hogeschool Inholland, laat zien hoe die term onder invloed van het neoliberalisme een sterk individualiserende invulling heeft gekregen. Hij pleit in zijn bijdrage voor optimistisch negativisme: het kritisch uitdagen van structurele machtsverhoudingen en uitsluitingsmechanismen, in de volle overtuiging dat deze veranderd kunnen worden. Maar hoe kun je daar als sociaal werker concreet aan werken? Hoe stel je praktijken aan de kaak waarin de tekorten en het onrecht in de samenleving zich bij de mensen met wie je werkt pijnlijk laten voelen? Laat je inspireren door de Vlaamse auteurs Bart van Bouchaute en Nele Vanderhulst die hiertoe handvaten bieden in het openingsartikel. Voorwaarde is wel dat je als sociaal werker over een zekere mate van professionele autonomie beschikt. Over wat dát is − en wat het niet is − gaat de bijdrage van Jurja Steenmeijer, die stelt dat sociaal werkers voor herstel en behoud van hun autonomie de beroepskaders kunnen inzetten. Lees vooral zelf, ter verdere scherping van de sociaalwerkgeest.

Marc Hoijtink, hoofdredacteur