Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Politiserend handelen in het sociaal werk

Bart Van Bouchaute
Nele Vanderhulst
Sociaal werkers hebben een politieke opdracht. In internationale definities vinden we terug dat het sociaal werk veranderingen realiseert ingebed in een streven naar sociale rechtvaardigheid, gelijkheid, solidariteit en mensenrechten. Politiserend werken is één van de manieren waarop sociaal werkers kunnen vorm geven aan die veranderingen. Vlaamse praktijkwerkers, academici en praktijklectoren ontwikkelden een handelingskader om sociaal werkers te ondersteunen in die politiserende processen.
Housing is a human right sign being painted on fence *** Local Caption *** © Dennis M. Swanson / Stock.adobe.com
Politisering duidt op praktijken die bijdragen tot het publieke meningsverschil over hoe we met elkaar willen en kunnen samenleven. Met ‘het publieke’ verwijzen we naar de openbaarheid van het meningsverschil. Dat meningsverschil is onlosmakelijk verbonden met de onderliggende machtsverhoudingen. Praktijken van politisering bevragen en verstoren de bestaande orde, maken mensen en kwesties (opnieuw) zichtbaar en hoorbaar. Sociaal werkers zijn vaak actief in praktijken waarin de tekorten en het onrecht in de samenleving pijnlijk duidelijk worden, of in praktijken waar de ambitie om die samenleving te veranderen vorm krijgt in concrete alternatieven. Zo geeft de schrijnende dak- en thuisloosheid zowel aanleiding tot publieke protestacties als tot concrete Housing First-experimenten. De bijzondere positie van het sociaal werk, dicht bij de leefwereld, vormt een sterke stimulans voor politiserende processen door werkers en/of deelnemers.
Om sociaal werkers te ondersteunen in die politiserende processen werd een handelingskader uitgewerkt. Het kader helpt hen om afwegingen te maken: individueel, in teams en organisaties of in bredere netwerken.
Bij het uitwerken van dit handelingskader hielden we de adem in. Zulk kader kan immers de idee voeden dat politisering herleid kan worden tot niets meer dan een methodiek. Dit doet afbreuk aan de inhoudelijke betekenis van politisering, namelijk de overtuiging dat kwesties publiek maken cruciaal is in een vitale democratie. Bovendien is een model een vereenvoudiging van een realiteit die altijd complexer en chaotischer verloopt. Dit kader is dus vooral een toetssteen voor sociaal werkers en hun organisaties om bewuste afwegingen – liefst samen met de doelgroep of cliënten – te maken in die complexe werkelijkheid.
Samengevat bestaat het handelingskader uit vijf afwegingen:

Afweging 1: Is er een kwestie?

De samenleving zit vol aanzetten waarin kwesties zichtbaar worden gemaakt door burgers en hun organisaties, deelnemers, professionals, leidinggevenden, bredere netwerken, media, …

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs12459-022-1508-7/MediaObjects/12459_2022_1508_Fig1_HTML.jpg
De kwesties ontstaan in een spanningsveld tussen feitelijke situaties en de waardegedreven uitgangspunten en doelstellingen van het sociaal werk. Zij kunnen ontstaan vanuit een negatieve ervaring van een onrecht of tekort en/of vanuit een positieve ambitie om alternatieve praktijken te ontwikkelen. Die spanning heeft ook een emotionele lading: pijn en verontwaardiging, maar ook ambitie en verlangen.
De formulering van een kwestie is geen automatisch proces. Je kan de frictie en het ongemak die een zaak oproepen immers ook altijd naast je neerleggen. Een individueel probleem of gebeurtenis worden pas een collectieve kwestie als het ook als dusdanig gezien en gedefinieerd wordt. Dat vraagt alertheid van sociaal werkers en een gedegen kennis van het waardenkader van sociaal werk en van de sociale realiteit.

Afweging 2: Wat hebben wij met deze kwestie te maken?

Om het inhoudelijk belang af te wegen, ligt het voor de hand om de kwestie te toetsen aan de missie en visie van de organisatie. Als de kwestie in het hart van de missie zit, is het logischer dat de organisatie zich hierop wil betrekken. Als een nieuwe kwestie opduikt, dan is een open debat in het team of de ruimere organisatie over mogelijke betrokkenheid aangewezen.
Hieraan gekoppeld is de tweede vraag: in welke mate kunnen we ons hierop betrekken? Welke motivatie, kennis, vaardigheden heb ik zelf als werker? Welke middelen, mensen, netwerken hebben we in te zetten? Of met welke beperkingen houden we best rekening?

Afweging 3: Gaan we publiek met deze kwestie?

Sociaal werkers en hun organisaties kunnen verschillende, waardevolle en effectieve manieren van politiek handelen inzetten. Enkele bekende strategieën zijn lobbywerk, expertinbreng, signalering, advocacy of het benutten van je discretionaire ruimte. Hoe waardevol die strategieën op zich ook zijn, ze verschillen van politisering omdat ze niet expliciet de openbaarheid opzoeken. Soms vormen ze wel een aanzet tot of leveren een bijdrage aan een proces van politisering.

Werkers en organisaties kunnen er voor kiezen om kwesties niet (op dat moment) te politiseren. Daar worden allerlei argumenten voor gegeven:

  • vanuit de deelnemers: bijvoorbeeld de concrete individuele noden slorpen alle energie op;
  • vanuit de kwestie: bijvoorbeeld omdat je rond deze kwestie de expertise (nog) niet in huis hebt;
  • vanuit beleidsmakers: bijvoorbeeld omdat je een (eventueel wankele) relatie met beleidsmakers niet wil vertroebelen;
  • of vanuit de bredere samenleving: bijvoorbeeld omdat je inschat dat het publiek er nog niet klaar voor is.
Die afwegingen zijn niet louter rationeel, maar hangen ook samen met meer normatieve of emotionele drijfveren, zoals visies op de relatie met deelnemers en met beleidsmakers, of gevoelens van angst of trots. Een te voorzichtige afweging kan leiden tot zelfcensuur. Als sociaal werkers en hun organisaties per definitie uitgaan van harmonie, als ze zich opstellen als nuttige uitvoerders van overheidsbeleid, als ze bang zijn om steun of subsidies te verliezen, als ze de publieke opinie niet tegen de haren in willen strijken… dan leidt dit ertoe dat elke dynamiek naar politisering in de kiem wordt gesmoord.
Er is echter wel één fundamentele afweging. Kunnen door politiserend werk rechten worden afgenomen of ingeperkt voor mensen die nog niet gehoord, gezien en erkend worden binnen de dominante machtsverhoudingen? We zien dit duidelijk in praktijken met mensen zonder wettig verblijf, waar de discretionaire ruimte precies juist niet in de openbaarheid gebeurt om de rechten van deze mensen maximaal te verzekeren.
Of kwesties beter niet gepolitiseerd worden, vraagt dus een zorgvuldige afweging. Wie maakt die afweging? Kunnen sociaal werkers en vooral deelnemers zelf hierover meedenken en beslissen? Of wordt dit voorbehouden voor de top van de organisatie?
Voor sociaal werkers en hun organisaties hangt de mogelijkheid tot politisering ook samen met hun formele positie, statuut en uitgebouwde relaties. Sommigen zien hierin al snel een beperking van de mogelijkheden. Naast een portie moed vraagt politisering ook verbeelding om de eigen positie niet te vlug als een kooi te zien. Coalities aangaan of deelnemen aan collegagroepen zijn slechts enkele mogelijkheden om de ruimte tot politisering op te rekken.

Afweging 4: Hoe gaan we deze kwestie politiseren?

Als de keuze gemaakt wordt om rond een kwestie het publieke meningsverschil op te zoeken, zijn er verschillende opties voor de verdere uitwerking. Die uitwerking cirkelt rond vier met elkaar verbonden vragen:

  • Wat: wat is de kern van de kwestie?
  • Wie: wie draagt dit politiserend proces – welke rol hebben de deelnemers?
  • Waartoe: wat willen we bij wie bereiken?
  • Hoe: welke strategie zetten we in?
Wat? Analyse van de kwestie
Of het nu gaat over een (negatieve) nood of een (positief) ideaal, het komt erop aan om een goed inzicht te hebben in de kwestie. Dit inzicht bouw je niet eenmalig op maar in de praktijk verdiep je voortdurend de kwestie met nieuwe inzichten, ervaringen, contacten, …
Professionals en hun organisaties hebben de neiging om ‘voor’ hun mensen kwesties te formuleren, minder ‘met’ hen. De vraag is hier of en hoe de deelnemers in de formulering van de kwestie worden betrokken. De leefwereldkennis van deelnemers kan verwerkt worden door interviews, bevragingen, actie-onderzoek, … Door betrokkenheid bij de identificatie van het probleem of ideaal worden ze ook makkelijker mede-eigenaar van de verdere actie.
Wie? De kwestie publiek maken
Hier gaat het over de vraag wie politiserend handelt. Wie maakt een kwestie publiek, wie formuleert de nood of de ambitie en jaagt het publiek debat aan? Op deze vraag zijn verschillende antwoorden mogelijk: de deelnemers aan sociaal werk, de sociaal werkers, sociaal-werkorganisaties, bredere coalities in het sociaal werk of nog bredere netwerken met actoren buiten het sociaal werk.
We zoomen in op de rol van de deelnemer aan het sociaal werk. In praktijken van politisering wordt immers vaak verwezen naar de emancipatie van de deelnemers als centraal doel of uitgangspunt. Onder dat ene begrip gaan echter verschillende benaderingen schuil.
Er is het model van de voorhoede die het proces leidt en de deelnemers die volgen. In klassieke sociale bewegingen herkennen we dat in de uitspraak dat ‘de achterban gemobiliseerd moet worden’. Een andere positie is de belangenbehartiging, waar professionals spreken namens de doelgroep en voor hun belangen opkomen. Verder zijn er de op de pedagogie van de onderdrukten (Freire) geïnspireerde modellen van bewustmaking/bewustwording, waarbij mensen de cultuur van het zwijgen leren doorbreken om zelf te spreken. Ten slotte is er de radicale opvatting (Rancière) die stelt dat iedereen kan en mag spreken over het samenleven als gelijke aan om het even wie.
Waartoe? Het doel bepalen

Om de vraag ‘wat willen we bereiken bij wie’ te beantwoorden, gebruiken we een schema dat vier perspectieven schetst (Wilber, 1996, zie fig.2). Wilber onderscheidt de interne en externe dimensie van veranderingen en het individuele en collectieve niveau.

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs12459-022-1508-7/MediaObjects/12459_2022_1508_Fig2_HTML.jpg
Fig.2 Wilbers dimensies van verandering
Vaak zul je in de praktijk verschillende perspectieven combineren, maar het model helpt om die te verhelderen. Bij het bepalen van doelen op een of meer van deze kwadranten, is het belangrijk om zowel de termijn als het ambitieniveau te bepalen: wanneer wil je bij wie welk doel bereiken? Wat is je optimale doel waarvan je enkel kan dromen op lange termijn? Welke haalbare stappen kun je zetten op korte termijn? Die kunnen heel belangrijk zijn om de medewerkers aan het proces gemotiveerd te houden en tussentijdse resultaten te kunnen boeken en vieren.
Hoe? Een strategie inzetten
Praktijken die bijdragen aan het publieke meningsverschil in ons kleine of grote samenleven zijn onlosmakelijk verbonden met de onderliggende machtsverhoudingen. Ze verstoren het dominante discours, vanzelfsprekende verhoudingen of bestaande spelregels. Bij het uitwerken van een strategie en actievormen moeten we ons dus afvragen hoe we die machtsverhoudingen kunnen doen kantelen.
Politisering gebeurt niet in een machtsvrije ruimte. Tussen machtigen en machtelozen zijn vormen van confrontatie en verzet vaak een pure noodzaak. Vaak zien we dat er pas na een fase van conflict toegewerkt kan worden naar een nieuw compromis dat meer tegemoetkomt aan de terechte eisen van de machtelozen.
Om de machtsbalans te doen kantelen heb je goed zicht nodig op wie je medestanders en tegenstanders zijn. Die analyse kan leiden tot coalitievorming: samen staan we sterker. Die coalities kunnen meer slagkracht ontwikkelen, maar zorgen ook voor nieuwe vragen. Want zelfs als je hetzelfde standpunt deelt, zit niet iedereen inhoudelijk en/of strategisch op dezelfde lijn.
Er bestaan bijzonder veel verschillende strategieën, methoden en technieken om te politiseren. Hier beperken we ons tot vier belangrijke strategieën. Vaak is de ene een opstap naar een volgende en komen ze in combinatie voor.
1. Bewustwording van deelnemers
Processen van politisering starten vaak met bewustwording/bewustmaking van de deelnemers zelf in het sociaal werk. Dit werd sterk benadrukt door de Braziliaanse pedagoog Paolo Freire. Hij kwam tot de vaststelling dat mensen die onderdrukt worden, de mechanismen van hun uitsluiting vaak aanvaarden als ‘iets normaals’. Bovendien gaan ze er ook vanuit dat ze daar geen echte impact op hebben. Een proces van gezamenlijke bewustwording moet dat verinnerlijkte fatalisme doorbreken. Het problematiseren en analyseren van kwesties leidt tot actie.
2. De kwestie zichtbaar maken
Vaak zetten organisaties praktijken op die de publieke sfeer bewust of gevoelig maken voor een bepaalde kwestie. Het publiek zichtbaar maken van een kwestie kan op verschillende manieren. Artistieke uitingsvormen zijn hierbij heel interessant. Er zijn talloze voorbeelden van tentoonstellingen, documentaires, theatervormen, muziek, poëzie, graffiti … die kwesties uitdrukkelijk zicht- en hoorbaar maken in de publieke sfeer.
3. Verandering eisen
In dit type wordt de bestaande situatie aangeklaagd en worden eisen tot maatschappelijke verandering geformuleerd. Dit handelingsrepertoire omvat lichte vormen zoals open brieven, tot sterkere actievormen zoals boycots, betogingen en bezettingen. Inhoudelijk variëert dit type van het contesteren van een bepaalde situatie of kwestie om verandering te eisen tot het uitwerken van en campagne voeren voor specifieke oplossingen.
4. Verandering doen: prefigureren
Vaak wordt politisering verengd tot een proces waarbij mensen ‘verandering eisen’. Maar er is ook ‘verandering doen’: nieuwe initiatieven worden opgezet om de gewenste verandering – vaak op beperkte schaal – al in de praktijk om te zetten. Het sociaal werk kent een rijke traditie van prefiguratieve praktijken. In Vlaanderen waren jongerenadviescentra en wijkgezondheidscentra bijvoorbeeld een levende kritiek op de klassieke hulpverlening. Het realiseren van een alternatieve praktijk houdt meteen ook het publiek maken van deze praktijk in.

Afweging 5: Wat betekent succes in politiserend werken?

Of een politiserende praktijk in het sociaal werk al dan niet succesvol is, kan gemeten worden aan de resultaten van de vooropgestelde tussentijdse doelen en einddoelen. Die resultaten kunnen op verschillende vlakken liggen, namelijk op het vlak van wat effectief bereikt wordt en op het vlak van de kwaliteit van het proces. Die eerste zogenaamd inhoudelijke resultaten zijn moeilijk te voorzien en nog minder te garanderen. Soms worden de effecten van een (samenstroom aan) praktijk(en) pas enkele generaties later voelbaar in de samenleving.
Interessanter wordt het als de waarde van het politiserend proces an sich erkend wordt, los van al dan niet behaalde inhoudelijke resultaten. Dat mensen de kans grijpen om deel te nemen aan het meningsverschil over hoe we ons kleine en grote samenleven organiseren is op zich belangrijk. Hiermee worden ze zichtbaar en hoorbaar en doorbreken ze de bestaande (machts)verhoudingen van wie kan en mag meespreken.

Randvoorwaarden voor politiserend handelen

Wil je als sociaal werker en organisatie ruimte creëren voor politisering, creëer dan kansen om inhoudelijke en methodische inzichten en vaardigheden op te bouwen. Leg voldoende moed aan de dag zodat je bij tegendruk niet onmiddellijk de bereidheid tot politisering laat varen. Maak van politiserend handelen een teamgebeuren en vergroot zo de draagkracht van de individuele sociaal werker. En zie politisering als democratisch principe waardoor iedereen mee vorm kan geven aan de samenleving als gelijke.

Zelfs in contexten die weinig ruimte bieden, zijn politiserende momenten mogelijk. Voor het bevorderen van politisering in sociaal werk is een steunende context echter onontbeerlijk: ruimte, steun en hulpbronnen vanuit organisaties en vanuit de samenleving maken het verschil. Niet alleen sociaal werkers maar ook hun organisaties en opdrachtgevers, moeten daarom blijven nadenken over het belang van politiseren en de eraan gekoppelde kansen voor de aanpak van sociale problemen in een nooit voltooid proces van verdere democratisering van de samenleving.

Bart Van Bouchaute studeerde sociaal werk (IPSOC) en politieke wetenschappen (UGent). Als lector en onderzoeker aan de opleiding sociaal werk van de Arteveldehogeschool heeft hij een bijzondere interesse voor voor praktijken van (de)politisering van en door het sociaal werk. Hij coördineert het postgraduaat ‘Politisering in het sociaal werk’, een samenwerkingsverband tussen de vier opleidingen sociaal werk binnen de Associatie UGent.
Nele Vanderhulst is stafmedewerker bij Socius, Steunpunt voor sociaal-cultureel werk vzw. Zij verdiept zich in politiserend werken en burgerinitiatieven. Ze startte haar loopbaan in het jeugdwerk bij Kazou vzw. Na een job als organisatieadviseur bij de Christelijke Mutualiteiten koos zij in 2019 opnieuw voor het sociaal-cultureel werk.
  • Dit artikel is ontwikkeld op basis van het werk in een ontwikkelgroep met praktijkwerkers, academici en praktijklectoren uit Vlaanderen en is een ingekorte versie van ‘Publiek gaan. Handelingskader voor politisering in het sociaal werk’ van B.Van Bouchaute en N. Vanderhulst, dat verscheen als hoofdstuk in: K. Boone e.a. (red.), Publiek gaan! Politiserend handelen in het sociaal werk (2022), Uitgeverij Garant, Antwerpen – Apeldoorn, p. 94-124