Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Oproep aan de beroepsopleidingen voor sociaal werkers

Ik hoop dat de verrassende benoeming van topwetenschapper Robbert Dijkgraaf als nieuwe minister van hoger onderwijs ook iets gaat betekenen voor de eroderende kenniscultuur van het hoger beroepsonderwijs, waaronder die voor sociaal werkers.
Professionalisering sociaal werk

 

Sociaal werk is een complex beroep. Om van betekenis te zijn voor kwetsbare mensen en gemeenschappen, is een stevige opleiding nodig. De nieuwe toekomstverkenning die de opleidingen doen om te onder- zoeken wat voor sociaal werkers er over tien jaar nodig zijn, gaat onder andere over meer interprofessionele samenwerking en beroepsinnovatie. Beide onderwerpen veronderstellen een sterk ontwikkelde beroepsidentiteit. Immers, je kan alleen samenwerken met andere professies als je goed weet wat de kern van je eigen beroep is. En je kan alleen bijdragen aan de vernieuwing van je eigen beroepspraktijk als je voldoende geworteld bent in je eigen vakmanschap. Socioloog Richard Sennet heeft over de inwijding in vakmanschap een belangrijk boek geschreven: De ambachtsman, de mens als maker. Hij beschrijft hoe je vakmanschap verwerft: door voldoende oefening in de kennis en vaardigheden van het vak. Pas als je de bekwaamheden van je beroep voldoende beheerst, kun je op basis van ruime werkervaring nadenken over de verbetering ervan. Er is in het hoger beroepsonderwijs echter een beweging gaande die deze noodzakelijke inwijding van studenten in de kenniscultuur van het beroep onder druk zet. Dat komt door drie problematische veronderstellingen:

  • Onderwijs wordt beter als het de vraag van de student als uitgangspunt neemt. Op dit moment is vrijwel het gehele Nederlandse onderwijs gefixeerd op ‘gepersonaliseerd’ Onderwijs dat de behoefte van de student als uitgangspunt neemt, versmalt ons perspectief op de werkelijkheid, zoals de algoritmen van de sociale media dat ook doen. Een student kan immers nauwelijks overzien welke kennis er nodig is om zich een professie eigen te maken.
  • De tegenwoordige arbeidsmarkt zou vragen om flexibele en bij voorkeur niet te lange opleidingstrajecten. Volgens Sennet levert alleen goed ontwikkeld vakmanschap een unieke betrokkenheid bij het eigen beroep op. Dat sociaal werkers soms al kort na het afstuderen stoppen met hun baan, heeft meerdere oorzaken maar duidt ook op de geringe binding aan de eigen professie. Kortere en flexibele opleidingstrajecten zullen de identificatie met het eigen vakmanschap verder verminderen en het verlaten van de beroepspraktijk versterken. De ‘kwikfit’-oplossingen voor de arbeidsmarkt vergroten de arbeidsmarktproblematiek dus juist.
  • Beroepsinnovatie kan tot stand komen zonder iets te weten van de wordingsgeschiedenis van het eigen vak. Hoe komt het dat innovatie van de beroepspraktijk in bijvoorbeeld de medische of technische sector veel succesvoller verloopt dan in de sociale sector? Medische en technische beroepen wortelen meer in een eigen ken- Een inwijding in het eigen vakgebied is ook altijd een inwijding in de geschiedenis van het vak. De nu door het hoger beroepsonderwijs gewenste flexibele opleidingstrajecten voor sociaal werk hebben een ahistorisch karakter. Maar beroepsinnovaties komen niet uit de lucht vallen, ze ontstaan organisch als verbetering van de bestaande, historisch gegroeide praktijken. Men kan van de toekomst evenveel zien als inzicht in het verleden rijkt, zei Marie Kamphuis al.

Het is belangrijk dat het hoger beroepsonderwijs de funderende kenmerken van een professie -waaronder een eigen kenniscultuur- voldoende erkent. De nieuwe minister vertegenwoordigt die kenniscultuur. Dat is goed nieuws!

Door Jan Willem Bruins, directeur BPSW

Interview maatschappelijk werker

‘Sociaal werkers kunnen niet aan de zijlijn gaan staan’

‘Wij hebben de verantwoordelijkheid om signalen uit de praktijk de wereld in te brengen.’ BPSW-lid Nurcan Yilmaz is maatschappelijk werker binnen de Langdurige Zorg van GGZ Drenthe. Ze werkt samen met een multidisciplinair team binnen de klinieken de Meander en Klinische Rehabilitatie. Een interview over de complexiteit van haar vak en haar focus op de draagkracht en draaglast van patiënten.

Welke vorm van ondersteuning bied je aan patiënten?
‘Bij de instroom en doorstroom kijk ik welke wetten en regels van toepassing zijn, dat verschilt per patiënt en per situatie. Een heel uitzoekwerk, waarbij je steeds op de hoogte moet blijven van wijzigingen in wet- en regelgeving. Ik heb vooral te maken met zorgverzekeraars en gemeenten, denk aan het CIZ, de WMO, de Zorgverzekeringswet, de WLZ ggz-b en recent is daar ook nog de WLZ wonen bijgekomen. Je wilt voorkomen dat de patiënt steeds opnieuw door hulpverleners met dezelfde vragen wordt belast. Mijn ambulante collega’s en de persoonlijk begeleiders zorgen dan ook dat ik vroegtijdig geïnformeerd ben: Heeft hij of zij een woning? Is er een uitkering? Het is noodzakelijk dat ik weet welke wetgeving en termijnen er van toepassing zijn en dat ik bewerkstellig dat hij of zij geen stress krijgt van ‘regelzaken’ rondom huisvesting uitkering, passende zorg bij doorstroom et cetera.’

Dat klinkt complex
‘Dat is misschien nog een understatement! Zelfs voor professionals is het in toenemende mate complex door de veelheid van regels en de verschillen in uitvoering. Ik vraag mij dan ook regelmatig af wat de invloed van deze regels is op het welbevinden van de patiënt, maar ook op ons als professionals. Aan het begin van de opname ben ik gefocust op het voorkomen van problemen voor mijn patiënt door deze regels en wetgeving. Ik  moet  tijdig  signaleren dat er iets verkeerd kan gaan, omdat dat een enorme impact heeft op het stress- niveau van de patiënt. Het kan niet zo zijn dat een patiënt naar een woning gaat kijken en vervolgens hoort dat het toch niets wordt, omdat  de  regels niet ‘passend’ zijn. Patiënten hebben een reëel perspectief nodig en daarom is het belangrijk dat zijn of haar ondersteuningsbehoefte op de verschillende domeinen duidelijk is. Daar komt ook nog bij dat oplossings- en herstelgericht werken centraal staat in onze klinieken. Een positieve insteek dus. Vervolgens komt de gemeente of het zorgkantoor langs voor een keukentafelgesprek en gaat het vooral over wat de patiënt allemaal niet kan. Je moet je patiënt vooraf voorbereiden op dit perspectief. Uitleggen dat het niet verkeerd bedoeld is, maar dat op die manier geprobeerd wordt op maat te ondersteunen als de patiënt weer thuis- komt. Kortom: er zijn allerlei aspecten waar je rekening mee moet houden die van invloed kunnen zijn op de belastbaarheid, het herstel en daarmee het uitstroomproces van de patiënt.’

Als ik dit hoor denk ik toch: kan dat niet eenvoudiger?
‘Dat zou je wel wensen, want al die regel- en wetgeving overspoelt mensen meestal als ze op hun kwetsbaarst zijn en veel stress ervaren. En hoe kun je alles regelen als je zo hoog in je stress zit, last hebt van wanen of hallucinaties? Op mesoniveau in de organisatie proberen we wel algemene  signalen over bureaucratie op  te  pakken, maar in het maandelijkse teamoverleg gaat het toch meestal over actuele cases die aandacht vragen. Daar ligt ook onze primaire  verantwoordelijkheid: de mens, onze patiënt. We delen  signalen, knelpunten en ervaringen, maar zorgen er allereerst voor dat de patiënt het hoofd boven water kan houden. Dit doen we samen met  de  patiënt, zijn of haar omgeving en betrokken professionals. Voorheen was ik politiek actief in mijn gemeente, eerst  als  lid van de commissie sociaal domein en later als raadslid. Daar kon ik bruggetjes maken tussen beleidsvorming en mijn eigen werk. Ik zat ook dicht bij het vuur; wist wat eraan kwam. Dat heb ik nu minder en dat was mede aanleiding om lid te worden van de BPSW.’

Wat brengt de BPSW op dit gebied?
‘De BPSW is actief op politiek gebied en bij ministeries en organisaties. Zo hebben ze invloed gehad op het Zorgprestatiemodel. Daar waren we als beroepsgroep in eerste instantie gewoon vergeten. Dus die profilering van het sociaal werk en invloed op beleid vraagt nog veel aandacht van professionals. Ook als je geen lid bent, mag je je stem laten horen. Doe je dat niet, dan weet een beleidsmaker niet wat er speelt, verandert er niets en blijf je brandjes blussen. De juiste ingangen benutten is makkelijker als je het met z’n allen doet. Beroepsverenigingen gericht op  het  fysieke  welbevinden van mensen krijgen vaak deuren open. Terwijl het sociale welbevinden een belangrijke basis is; sociaal werkers signaleren veel problemen en kunnen niet aan de zijlijn staan, dan wordt het dweilen met de kraan open in de samenleving. Om dat te laten zien, moeten we ons al sociaal werkers verenigen.’

Door Desiree Weyburg