Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Omwille van fatsoen

Omwille van fatsoen is de titel van de sublieme studie van Willemijn van der Zwaard naar de risico’s van ‘institutionele vernedering’ in de Nederlandse verzorgingsstaat. Er is op dit moment mede door de toeslagenaffaire terecht veel aandacht voor ‘institutionele vernedering’ door overheidsinstanties. Het onderzoek van Van der Zwaard was echter al gestart voordat de toe- slagenaffaire bekend werd. Het is vooral één van de belang- rijkste onderzoeken naar de effecten van de decentralisaties vanaf 2015. De decentralisaties beoogden onder andere zorg en welzijn dichter bij cliënten en bewoners te organiseren. Professionals zouden meer discretionaire ruimte krijgen om vaker te kunnen doen wat echt nodig is. Dat moesten zij doen vanuit een nieuwe normatieve ideologie met bijna betekenisloze begrippen als ‘zelfredzaamheid’, ‘eigen kracht’ en ‘zelfregie’. Dat alles in een context van bezuinigingen. Daardoor kwam er van meer discretionaire ruimte niet zo veel terecht.
Professionalisering sociaal werk

Willemijn van der Zwaard mocht een half jaar meekijken in de keuken van buurtteams in Utrecht (bij Lokalis en Incluzio). Professionals van deze buurtteams lijken zich in de praktijk weinig aan te trekken van die normatieve ideologie: ‘Het idee dat je mensen zelfredzamer moet maken, daar ben ik mee opgehouden; het bevorderen van
zelfredzaamheid staat op gespannen voet met het vele regelwerk dat professionals voor inwoners moeten doen met het oog op maatschappelijke participatie.’ De opval- lende conclusie is ook een compliment aan de professionals in de buurtteams: ‘Zij nemen de ruimte om zich een beeld te vormen van de mensen die ze ontmoeten en ondersteunen. Dat lukt soms dankzij maar vaker ondanks de opvattingen over menswaardig bestaan die zij van politiek en beleid meekrijgen.’
Ik vond het bijzonder om te lezen hoe professionals van deze buurtteams de waardigheid van mensen als uitgangspunt blijven nemen. Om burgers te beschermen tegen de risico’s van ‘institutionele vernedering’. Hier creëren professionals een discretionaire ruimte die niet formeel gegeven is.

Professionals in sociaal werk moeten vaak adviseren en besluiten in complexe situaties en weerbarstige praktijken. Het is een goede ontwikkeling dat het belang van meer ruimte voor eigen afwegingen van professionals ook bij politici en beleidsmakers vaker erkend wordt:

  • Zo komt er voor professionals die werken met multiprobleem huishoudens een wettelijk geborgde ‘time-out’ mogelijkheid en een ‘afwijkingsbevoegdheid’ om ongewenste effecten van wet- en regelgeving en officieel beleid te corrigeren.
  • Voor professionals die werken in de Toegang – en daar vaak vooral controller van de gemeentelijke financiën werden – komt er in sommige ge- meenten weer meer ruimte voor eigen professionele afwegingen. Gemeenten beginnen meer te zien dat vertrouwen in het vakmanschap van professionals ook goed is voor effectieve en efficiënte hulpverlening. Sommige gemeenten durven de Toegang zelfs al af te schaffen en constateren dat professionals op grond van hun inhoudelijke expertise betere, en daardoor op termijn ook vaak goedkopere besluiten nemen.
  • En de Tweede Kamercommissie die de toeslagenaffaire onderzocht pleit voor meer waardering en zeggenschap voor

Meer professionele ruimte kan bij te veel maatwerk ook risico’s van willekeur met zich meebrengen. Paul de Beer (hoog- leraar arbeidsverhoudingen) beschrijft de risico’s in een goed artikel (met de titel: ‘Maatwerk is geen oplossing’) in het tijdschrift S&D. Goede scholing en training van professionals kan volgens hem die risico’s verminderen.

Ik ben het daarmee eens. Hoe meer discretionaire ruimte, hoe meer eisen gesteld mogen worden aan vakmanschap. Het is daarom belangrijk dat professionals samen werken aan individuele en collectieve professionalisering. Dat doen zij door met hun beroepsvereniging professionele standaarden te ontwikkelen (beroepscode, meldcode, richtlijnen) en daarop aanspreekbaar te zijn middels lidmaat- schap van de beroepsvereniging. En door inschrijving in een beroepsregister laten professionals zien wat zij doen om zich professioneel te blijven ontwikkelen. Dat is ook goed voor beroepseer en beroepstrots!

Door Jan Willem Bruis, directeur BPSW

Sociaal werk en covid-19

Bij mij kunnen patiënten en hun naasten hun verhaal kwijt en krijgen ze erkenning.’ Mirjam Janssens is maatschappelijk werker bij Merem Medische Revalidatie in Almere. Ze begeleidt covid-19-patiënten met complexe problematiek waarbij in de eerste lijn onvoldoende effect werd behaald. Een gesprek over hulp bij angst en trauma en over de onzekerheid die de ziekte oproept.

Mirjam Janssens

Wat houdt jouw werk in als maatschappelijk werker in de covid-19 revalidatie?
‘Ik begeleid mensen die covid-19 hebben gehad en daardoor lichamelijke en psychosociale problemen hebben. Wij werken vanuit het bio-psychosociale model. In gesprekken besteed ik aandacht aan de impact van de diagnose en het verwerkingsproces, veranderingen in relaties, psychoeducatie, regel- en wetgeving omtrent werk en eventuele materiële zorg. Bij mij kunnen patiënten en hun naasten hun verhaal kwijt en krijgen ze erkenning. Zodat ze weten dat ze niet de enige zijn die na een half jaar nog niet fit is. Hoe belangrijk dat is, wordt soms onderschat.’

Patiënten hebben naast fysieke klachten, zoals extreme vermoeidheid, ook psychosociale problemen.Wat kom je zoal tegen?
‘Er is veel angst. Mensen zijn de controle kwijt, hebben zorgen over de toekomst. Ze kunnen hun leven niet meer vormgeven zoals ze gewend waren. Hun automatische piloot is kapot. Hun lijf doet niet meer wat hun hoofd bedenkt, iets waar ze voor die tijd niet over na hoefden te denken. Ook is er veel trauma, bij de patiënt én bij de familieleden. Als hun geliefde bijvoorbeeld werd opgenomen in het ziekenhuis, werd het contact vaak verbroken. De familie mocht niet op de afdeling komen, en moest soms weken thuis bij de telefoon wachten of hun dierbare nog leefde. Dit is heel traumatisch en het maakt covid echt anders dan andere ziektebeelden.’

Er is nog veel onbekend over het herstelproces. Hoe werkt dat door in de begeleiding?
‘De patiënt is een marathon aan het lopen en de finish is niet in zicht. Het is daarbij vaak niet duidelijk in hoeverre de patiënt herstelt. We leren de patiënt manieren om met vermoeidheid om te gaan. Patiënten en familieleden hebben vaak veel vragen. In het systeem van de patiënt gebeurt veel, familieleden moeten ineens andere dingen gaan doen in huis. Dit zichtbaar maken in gesprekken kan al ruimte geven bij mensen.’

Er is in de samenleving veel verdeeldheid over het coronavirus. Welk effect heeft dat op patiënten?
‘Meer dan bij andere ziektebeelden zien we twijfel door maatschappelijke druk. Patiënten zijn in verwarring. Ze lezen van alles over corona op sociale media, iedereen heeft er een mening over. De patiënt komt mensen tegen die bijvoorbeeld niet in corona of in het vaccin geloven. Of de omgeving snapt niet dat ze nog ziek thuis zitten omdat er fysiek niets zichtbaar is. Dat maakt het ingewikkeld en beladen.’

Heb je tips voor collega’s voor de begeleiding van mensen die herstellende zijn van covid-19?
‘Luister naar wat de patiënt nodig heeft en geef iets waar ze wel controle over hebben. Kijk naar mogelijkheden van de patiënt en bouw heel rustig op, ga niet te snel. Dan kan de patiënt weer vertrouwen opbouwen en nieuwe uitdagingen aangaan. En zoek in de eerste lijn samenwerkingen op met andere behandelaren, zoals de fysiotherapeut en de ergotherapeut. We merken in de revalidatie dat patiënten het heel fijn vinden dat wij multidisciplinair werken. Dan hoeven zie niet elke keer hetzelfde verhaal te vertellen en krijgen ze eenduidige adviezen. Het zou goed zijn om dat ook in de eerste lijn te doen. We werken immers allemaal aan hetzelfde doel: de patiënt vooruit te helpen.
Dat doen we ieder vanuit onze eigen expertise. We vullen elkaar aan.’

BPSW-WERKGROEP SOCIAAL WERK EN COVID-19
Mirjam Janssens is lid van de BPSW werkgroep sociaal werk en covid-19. In deze landelijke werkgroep zitten sociaal werkers met verschillende expertises, zoals maatschappelijk werk in de reva lidatie en in het ziekenhuis en bedrijfsmaatschappelijk werk. Zij wisselen kennis en ervaringen uit over herstelzorg na covid-19 en werken mee aan richtlijnen. Meer informatie over sociaal werk en covid-19 is te vinden op www.bpsw.nl/dossiers/coronavirus

Door Berber Rip

Per 1 januari 2022

Beroepscode voor professionals in sociaal werk

Tijdens de Algemene Ledenvergadering van de BPSW op 16 juni 2021 hebben de leden groen licht gegeven voor de nieuwe beroepscode voor alle professionals in sociaal werk. De code geldt vanaf 1 januari 2022. Zowel de digitale als de papieren versie is beschikbaar via de website van de BPSW.

Er is gekozen voor één nieuwe beroepscode voor alle professionals in sociaal werk, zodat duidelijk is welke code een sociaal werker moet hanteren. Daarnaast kunnen collega’s in multidisciplinaire werkomgevingen nu samen terugvallen op één code, en is voor cliënten, bewoners en opdrachtgevers duidelijk waar professionals in sociaal werk als beroepsgroep voor staan. Op 1 januari 2022 gaat de nieuwe beroepscode gelden. In de beroepscode staan de normen en waarden die alle professionals in sociaal werk met elkaar delen. Dat verbindt en versterkt de beroepsgroep. De beroepscode is een onmisbaar hulpmiddel in het dagelijks werk. Sociaal werk is mensenwerk dat vraagt om ethisch bewustzijn en de capaciteit ethische af- wegingen te kunnen maken. Er zijn talloze momenten waarop professionals zich afvragen: Wat is goed om nu te doen? Ook deze nieuwe beroepscode geeft geen pasklaar antwoord op die vraag, maar helpt professionals wel verantwoord te handelen.
We hopen als BPSW dat deze beroepscode professionals helpt nog zorgvuldiger en beter onderbouw- de afwegingen te maken, daar samen met collega’s van te leren en te laten zien welke waarden zij in hun werk willen realiseren.

Via bpsw.nl/publicaties kun je de beroepscode gratis downloaden of als boekje bestellen.