De nasleep van oorlog en genocide blijft voelbaar, ook als betrokkenen na hun vlucht in veilige landen terechtkomen. Alma Mustafic´, die als jong meisje het drama in Srebrenica overleefde, weet dat uit eigen ervaring. Sociaal werkers kunnen volgens haar verschil maken in de levens van overlevenden van mensenrechtenschendingen. ‘Sociaal werk moet zich aanpassen aan de realiteit van oorlogen en genocides.'
Srebrenica gedenk- en begraafplaats in Potocˇari
Adobe# AdnanV
Het is belangrijk dat sociaal werkers de geschiedenis begrijpen om oorlogs- en genocideoverlevenden te begeleiden naar een nieuw leven, zonder hun trauma’s te versterken. Daarover is kennis nodig. Om te beginnen op de opleidingen, maar ook in bijscholingen aan sociaal werkers, al helemaal nu we in een tijd beland zijn van nieuwe oorlogen, genocide en mensenrechtenschendingen.
Vrede
Social work en mensenrechten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De internationale definitie van social work, zoals vastgesteld door de International Federation of Social Workers (IFSW) en de International Association of Schools of Social Work (IASSW), luidt: ‘Social work is een praktijkgericht beroep en een academische discipline die sociale verandering en ontwikkeling, sociale cohesie en de empowerment en bevrijding van mensen bevordert. Principes van sociale rechtvaardigheid, mensenrechten, collectieve verantwoordelijkheid en respect voor diversiteit staan centraal in social work.’ De mondiale definitie van social work, die vrede niet expliciet benoemt, impliceert wel dat sociale cohesie, gerechtigheid, mensenrechten, respect voor diversiteit, welzijn, empowerment en de bevrijding van mensen niet mogelijk zijn zonder vrede. Dit betekent dat vrede, vanuit het perspectief van sociaal werk, niet alleen moet worden gezien als de ‘afwezigheid van oorlog’. Het vereist actief werken aan sociale cohesie, gelijkheid en de bescherming en bevordering van mensenrechten.
De groep centraal
Genocide is de ultieme schending van mensenrechten: het recht op leven wordt ontnomen. Sociaal werkers hebben regelmatig te maken met mensen die door oorlog en genocide zijn getekend. Dit kan op allerlei gebieden zijn, denk aan: jeugdzorg, azc’s, ggz, onderwijs en een heel scala aan maatschappelijke organisaties of ngo’s. Zeker met de toename van het aantal conflictgebieden in de wereld is de kans levensgroot dat professionals in aanraking komen met de gevolgen van oorlog en genocidaal geweld. Daarom is kennis over genocide essentieel voor social work professionals. Dat blijkt ook uit het onderzoek uitgevoerd door het lectoraat Duurzame Gemeenschappen aan de Hogeschool Utrecht (z.d.).
De Nederlandse hoogleraar genocidestudies Üngör definieert genocide als: ‘Vervolging en vernietiging van mensen op basis van hun veronderstelde of toegeschreven lidmaatschap van een groep, in plaats van op basis van hun eigenschappen als individu of op basis van hun deelname aan bepaalde handelingen.’ (NIOD, z.d.)
Sociaal werkers kunnen verschil maken in het leven van oorlogsoverlevenden
‘Misdrijven tegen de menselijkheid’ en ‘oorlogsmisdrijven’ zijn andere vormen van mensenrechtenschendingen in een oorlog. Het belangrijkste verschil tussen deze vormen van grof geweld en genocide is het doel van de daders: bij genocide staat niet het individu, maar de groep (gemeenschap) centraal. Daders willen deze groep (gedeeltelijk) vernietigen. Oorlog en genocide laten daarom verschillende sporen na. De gevolgen van genocide werken op een andere, veel diepere manier door in toekomstige generaties.
Met steeds meer oorlogen, genocides en vervolgingen wereldwijd is kennis over oorlog, genocide en de daarmee gepaard gaande mensenrechtenschendingen urgenter dan ooit. Het is niet alleen belangrijk dat sociaal werkers begrijpen hoe oorlog en genocide plaatsvinden, maar ook hoe zij de rechten van overlevenden en hun nazaten kunnen beschermen en bevorderen in een nieuw land. Sinds de oorlog in Oekraïne en de dreigende genocide in Gaza waarschuwen organisaties zoals Movisie en het V-fonds vooral voor toenemende polarisatie en het potentiële gevaar voor onze samenleving. Zij pleiten voor handvatten om de polarisatie tussen mensen te verminderen.
Maar het is belangrijk om polarisatie ook te begrijpen als een onderdeel van een genocideproces.
Geen lineair proces
Polarisatie wordt omschreven als een proces waarbij mensen, vaak op basis van identiteitskenmerken zoals etniciteit, religie of nationaliteit, steeds verder van elkaar verwijderd raken en tegenstrijdige opvattingen, percepties en identiteiten ontwikkelen. Extreme stemmen krijgen de ruimte verdeeldheid te zaaien, terwijl de gematigde stemmen binnen eigen groep het zwijgen wordt opgelegd, waardoor de samenleving verder radicaliseert. Polarisatie is dan de zesde fase in een proces, dat uit elf fases bestaat (Stanton, z.d.). De fases die eraan voorafgaan zijn: (1) classificatie (wij-zij-denken), (2) symbolisatie (bijvoorbeeld de gele ster), (3)discriminatie (nieuwe discriminerende wetten), (4) dehumanisatie (ontmenselijking van ‘de ander’) en (5) organisatie (politieke en militaire voorbereiding). In de zesde fase, die van polarisatie, wordt dialoog steeds moeilijker en neemt het risico op conflicten toe. Daarna volgen (7) voorbereiding (bijvoorbeeld het opstellen van lijsten), (8) vervolging (verdrijving van de doelwitgroep naar andere gebieden) en (9) massamoord (het doel om een groep te vernietigen wordt uitgevoerd). Massamoord wordt vaak ten onrechte gezien als synoniem voor genocide, terwijl het slechts één fase is binnen het bredere genocideproces. Daarna volgen (10) ontkenning (het bagatelliseren of ontkennen van de genocide) en (11) verheerlijking (in geval dat ontkenning niet gestraft wordt, gaat het over in verheerlijking: de gepleegde misdaden worden gezien als iets positiefs) (Halilovich, 2017).
Genocide Memorial Centre, Nyamata, Rwanda AdobeE#Julian
Holocaustmonument, Berlijn Adobe#Aquatarkus
Genocide is geen lineair proces; verschillende fasen kunnen elkaar wederzijds versterken. Wél moeten bepaalde fasen worden doorlopen om naar een volgende fase te gaan. Deze link tussen polarisatie en genocide wordt in de Nederlandse samenleving nauwelijks gelegd.
Traumatische ervaringen
Oorlogen veroorzaken niet alleen polarisatie in Nederland, maar leiden ook tot een grote toestroom van oorlogsvluchtelingen (Clingendael, 2023). In Nederland wonen honderdduizenden overlevenden van oorlog en genocide: meer dan 130.000 mensen uit Syrië, ongeveer 60.000 uit Irak, 60.000 uit Bosnië en Herzegovina, 80.000 uit Iran, rond de 55.000 uit Afghanistan, en duizenden andere Nederlandse burgers, waaronder Palestijnen, Jezidi’s en Oeigoeren (AlleCijfers, z.d.). Deze mensen hebben vaak gruwelijke ervaringen met vervolging, oorlog en genocide, zoals landonteigening, massamoorden, kinderontvoering, seksueel geweld, gedwongen deportaties en de vernietiging van historisch erfgoed dat het collectieve geheugen van hun gemeenschappen bewaart (Zaviršek, 2008).
De link tussen polarisatie en genocide wordt in de Nederlandse samenleving nauwelijks gelegd
De traumatische ervaringen die oorlogsvluchtelingen meedragen hebben impact op henzelf, hun kinderen en zelfs hun kleinkinderen, evenals op de gemeenschappen waarin ze terechtkomen. Voor adequate ondersteuning van oorlogs- en genocideoverlevenden, zowel op korte termijn als bij hun integratie in een nieuw leven, is specifieke kennis over oorlogen en genocides noodzakelijk – vooral over oorlogen en genocides waarin Nederland zelf een rol heeft gespeeld, zoals in Srebrenica (Bosnië en Herzegovina), Irak en Afghanistan.
Genocideproces gaat door
Oorlog en genocide zijn de ultieme schendingen van mensenrechten. De impact ervan verdwijnt niet zodra het geweld stopt. Vredesakkoorden kunnen oorlogen beëindigen, maar brengen geen rechtvaardige vrede als ze in strijd zijn met fundamentele mensenrechten. Dit zien we bijvoorbeeld in Bosnië en Herzegovina, waar het Dayton-akkoord de genocide beëindigde, maar etnische discriminatie en segregatie in stand hield, omdat het akkoord zelf in strijd is met mensenrechten (ECHR, 2023). Genocideoverlevenden ondervinden nog steeds intimidatie en geweld, waardoor velen blijven vluchten, zelfs decennia later – iets wat men in Nederland maar moeilijk begrijpt, omdat we hier denken dat de oorlog dertig jaar geleden tot een einde kwam. Het oorlogsgeweld is gestopt, maar het genocideproces gaat nog steeds door.
Verschil maken
Sociaal werkers kunnen het verschil maken in het leven van oorlogsoverlevenden. Maar daarvoor moeten ze de kennis en tools hebben om mensenrechten actief te beschermen en te bevorderen. Alleen dan kunnen ze werkelijk bijdragen aan een rechtvaardiger en vreedzamer samenleving voor iedereen. Sociaal werk dient zich beter en sneller aan te passen aan de realiteit van oorlogen en genocides, die wereldwijd toenemen. Dat kan door binnen social-work-onderwijs thema’s van oorlog, genocide en daarmee samenhangende mensenrechtenschendingen expliciet in het curriculum op te nemen en door binnen de social-workpraktijk begrip te creëren voor de langetermijngevolgen van oorlog en genocide. Dat laatste gebeurde bijvoorbeeld rond het boek De verloren wereld van de familie Berberovic´ van Alfred van Cleef. Van dit boek werden, in opdracht van het ministerie van Justitie, extra exemplaren gedrukt en cadeau gegeven aan alle asielzoekerscentra en professionals die beroepsmatig betrokken waren bij de opvang van oorlogsvluchtelingen uit Kosovo. Het initiatief was bedoeld om hulpverleners inzicht te geven in de ervaringen van oorlogsvluchtelingen om hen zo beter voor te bereiden op hun werk. Het boek blijft een essentiele bron om te begrijpen hoe diep de gevolgen van oorlog en genocide gaan en hoe ze van generatie op generatie doorgegeven worden. Het lijkt me een goed moment om dat boek weer eens van de plank te halen, want de huidige realiteit bestaat uit nog meer oorlogen en genocides wereldwijd, waarvan de gevolgen ook hier in Nederland merkbaar zijn. Vaak onzichtbaar maar altijd aanwezig, achter de voordeur bij individuele mensen, gezinnen, tussen groepen mensen in wijken en in de samenleving.
Een herinnering uit Zevenaar
We staan in de rij. Om ons heen staan onbekende mensen die, net als wij, angstig om zich heen kijken. Een persoon wijst ons de weg. ‘Vrouwen en kinderen rechts, mannen links,’ wordt geroepen. Mijn moeder geeft mijn tweejarige zusje aan mij over en pakt de hand van mijn vijftienjarige broer stevig vast. We begrijpen haar boodschap zonder woorden, net zoals we vier maanden geleden de boodschap van papa begrepen.
Toen stonden we ook zo in een rij. Mijn vader droeg mijn zusje op zijn arm toen een soldaat riep: ‘Vrouwen en kinderen rechts, mannen links.’ Mijn moeder smeekte de soldaat om mijn vader door te laten, maar hij was onvermurwbaar. ‘Je kunt je kinderen in veiligheid proberen te brengen, of je kunt hier bij je man blijven. Wat wordt het?’ blafte hij. Mijn ouders keken elkaar aan. Hun blikken spraken boekdelen: ‘Breng de kinderen in veiligheid.’ Die avond werd mijn vader vermoord en in een massagraf gestopt. Wij werden gedeporteerd in een overvolle bus met vrouwen en kinderen. Onderweg werden jongens uit de bus gehaald. We werden uitgescholden, bespot, geslagen en zagen hoe vrouwen werden verkracht. Maar daar zwijgen we over.
Nu staan we in Zevenaar, in het aanmeldcentrum voor vluchtelingen. We worden al twee dagen individueel ondervraagd. Alsof we vermeende misdadigers zijn, mogen we niet eens met elkaar overleggen. De belangrijkste vraag is: hoe zijn we in hemelsnaam naar Nederland gekomen? We liegen alles bij elkaar, want de waarheid mogen we niet zeggen. We hebben mensensmokkelaars dik betaald om ons illegaal naar Nederland te brengen. We willen hier blijven, omdat papa heeft beloofd ons hier te ontmoeten als hij het overleeft. ‘Haal mijn kinderen uit dit kloteland, geef ze een toekomst,’ heeft hij tegen mama gezegd. Als we de waarheid vertellen, worden we weggestuurd en kan papa ons niet vinden. Dus we liegen. Gelukkig hoef ik niet ondervraagd te worden omdat ik nog net geen vijftien ben. In de tussentijd zorg ik voor mijn zusje. Ze wilden haar van mij afpakken, maar we huilden zo hard dat ze ons bij elkaar lieten.
Als we klaar zijn met de ondervragingen over hoe we naar Nederland zijn gekomen, mogen we aan een man met een dikke snor vertellen waarom we gevlucht zijn. Hij toetst een nummer in en plots klinkt een zware Servische stem door de telefoon: ‘Ja sam Goran, vaš prevodilac.’ Mijn hartslag bonkt in mijn keel. Dezelfde klank had de stem van de soldaat die mijn vader aan de kant duwde. Mijn moeder, broer en ik kijken elkaar aan en vragen ons af: durven we ons verhaal wel eerlijk te vertellen? Waarom zijn we gevlucht? Omdat de Serviërs genocide plegen op ons volk! Maar dat durven we niet te zeggen. Straks komt deze Goran achter ons aan als we vertellen over de misdaden die de Serviërs hebben gepleegd.
‘U bent Servisch,’ merkt mijn moeder op. De man met de snor reageert verontwaardigd en berispt haar: ‘In Nederland discrimineren we niet, hè.’ Met de nadruk op ‘hè’. De tolk verzekert ons dat hij alles correct zal vertalen. Dus we liegen. Alles bij elkaar. Uit angst. Uit vermoeidheid. Vermoeid van drie jaar lang ‘slow-motion genocide’ – zoals VN-rapporten de Bosnische genocide eufemistisch noemden. Vermoeid van vervolging, van de constante noodzaak om te bewijzen dat we gewoon mensen zijn, op zoek naar veiligheid en bescherming. Op zoek naar basale mensenrechten.
Eindelijk mogen we naar de slaapzaal. Even rusten na een uitputtende vluchtreis die al twee maanden duurt, voor een genocide die al drieënhalf jaar aan de gang was. Een reis waarin we meerdere keren van onze moeder zijn gescheiden, gevaarlijke routes door de Sloveense bergen moesten nemen, omdat andere vluchtelingen ons niet bij zich wilden hebben. We droegen een tweejarig kind bij ons, en dat zou ons kunnen verraden. De Sloveense douane schoot zelfs op ons. Maar we hebben het gered. We hebben de genocide in Srebrenica en de vlucht overleefd. Nu kunnen we rustig ademhalen en slapen.
Maar dan horen we voor de tweede keer: ‘Vrouwen en kinderen rechts, mannen links.’ Mijn zusje klampt zich aan mij vast, mijn moeder houdt mijn broer stevig vast. Maar de vrouw die de orders geeft, is net zo onverbiddelijk als de soldaat die mijn vader apart nam. ‘Uw zoon is vijftien. Hij moet naar links. Samen met zijn vader.’ Mijn moeder schreeuwt van onmacht: ‘Jullie hebben mijn man aan zijn moordenaars overhandigd! Nu pakken jullie mijn kind af.’ Wij huilen. Maar het helpt niet.
Die nacht slapen we niet. Het rumoer in de slaapzaal herinnert ons te veel aan de deportatie. In gedachten vervloek ik mijn moeder omdat ze ons dit opnieuw aandoet. Ik vervloek de Nederlanders, die niets van genocide weten, waarvoor ze zelf verantwoordelijk zijn, en die zo onwetend mij een tweede trauma bezorgen.
Het tekstfragment in het kader is een voorpublicatie uit het autobiografische boek dat najaar 2025 zal verschijnen bij De Bezige Bij.
Alma Mustafic´ is onderwijskundige en sinds 2021 als docent en onderzoeker betrokken bij het lectoraat Toegang tot het Recht en het lectoraat Duurzame Gemeenschappen van Hogeschool Utrecht. Ze doet onderzoek naar de maatschappelijke impact van kunst en cultuur en doceert op het gebied van mensenrechten en genocide.
Mustafic´, A., Wentholt, N. (2024). ‘Finding the Truth but Ending the Conversation? How Dutch Civil Court Cases on the Srebrenica Genocide Shaped the Space for Reparation’ In: Spijkers, O., Fraser, J., Giakoumakis, E. (eds) Netherlands Yearbook of International Law 2022. Netherlands Yearbook of International Law, vol 53. T.M.C. Asser Press, The Hague. https://doi.org/10.1007/978-94-6265-627-7_13
Zaviršek, D. (2008). Ethno-nationalism, social work and social policy in post-war Slovenia. European Journal of Social Work, 11(3), 303-316. https://doi.org/10.1080/13691450802075689